In de zoektocht naar duurzamere bouwmethoden staat waterstof al jaren op de radar als veelbelovende energiebron. Schoon, krachtig en beschikbaar in overvloed – in theorie is waterstof dé oplossing voor een CO₂-vrije bouwplaats. Toch blijft de grootschalige toepassing ervan in de praktijk voorlopig uit. Hoe komt dat? En waar liggen de kansen wél?
Wat maakt waterstof interessant voor de bouwsector?
Waterstof kan op meerdere manieren worden ingezet in de bouw. Denk aan waterstofaggregaten voor het aandrijven van elektrische machines, of aan brandstofceltechnologie in vrachtwagens en hijskranen. In tegenstelling tot diesel of benzine stoot waterstof tijdens verbranding geen CO₂ of fijnstof uit. Hierdoor past het perfect in de ambitie van de sector om in 2030 emissievrij te bouwen, zoals vastgelegd in het “Schone Lucht Akkoord” en het “Klimaatakkoord”.
Een belangrijk voordeel van waterstof is bovendien de energiedichtheid. In vergelijking met batterijen bevat waterstof per kilogram veel meer energie, wat het aantrekkelijk maakt voor zwaar materieel en langdurig gebruik op locaties zonder netaansluiting.
Waarom komt het nog niet van de grond?
De belangrijkste reden waarom waterstof nog nauwelijks wordt gebruikt op de bouwplaats is simpel: de infrastructuur ontbreekt. Er zijn in Nederland slechts een handjevol waterstoftankstations, en mobiele waterstofoplossingen zijn nog in ontwikkeling of te duur. Voor een bouwplaats betekent dat logistieke uitdagingen en hoge kosten.
Daarnaast is ook de productie van groene waterstof – geproduceerd met hernieuwbare energie – nog beperkt. Op dit moment wordt het overgrote deel van waterstof nog gemaakt uit aardgas (zogenaamde grijze waterstof), wat de milieuwinst tenietdoet.
Tot slot speelt het gebrek aan ervaring en regelgeving een rol. Bouwbedrijven zijn gewend te werken met diesel en stroom. Waterstof vraagt om andere technieken, veilig gebruik en certificeringen, waar op dit moment nog weinig kennis over is in de sector.
Pioniers geven het goede voorbeeld
Toch zijn er al initiatieven die laten zien wat er mogelijk is. Zo draait een aantal bouwplaatsen in Nederland op proefprojecten met waterstofaggregaten, zoals de projecten van Accenda, Bredenoord en Zepp.solutions. Ook worden er langzaam stappen gezet richting waterstof in zwaar materieel: Hyundai, JCB en Liebherr hebben al experimentele graafmachines en shovels op waterstof ontwikkeld.
In het project Emissieloos bouwen A15 werkt Rijkswaterstaat met bouwbedrijven en toeleveranciers aan de toepassing van waterstof als alternatief voor diesel. Het doel: ervaring opdoen, kinderziektes oplossen en aantonen dat het kán.
Ook op beleidsniveau wordt vooruitgang geboekt. De overheid investeert in de ontwikkeling van waterstofclusters, onder meer in de Eemshaven en het Rotterdamse havengebied, en er zijn subsidies beschikbaar voor pilotprojecten in de bouw.
De toekomst is hybride – en stap voor stap
Hoewel waterstof veel potentie heeft, zal het niet op korte termijn de bouwplaats overnemen. De toekomst lijkt eerder hybride: een mix van batterij-elektrisch materieel, bio-LNG en op termijn waterstof. Voor projecten waar geen netaansluiting is, of waar zwaar materieel langdurig draait, kan waterstof straks een belangrijke rol spelen.
De komende jaren zijn cruciaal. De technologie is er, de ambities zijn er, maar het ontbreekt nog aan opschaling, infrastructuur en betaalbaarheid. Bouwbedrijven die nú al investeren in kennis en ervaring met waterstof, nemen straks een voorsprong.
Waterstof als energiebron op de bouwplaats is geen verre droom, maar een technisch haalbare oplossing die nu nog wacht op economische en logistieke doorbraak. De sector wil wel, maar heeft hulp nodig van overheid, leveranciers en netbeheerders. Zodra die puzzel klopt, kan waterstof alsnog een hoofdrol gaan spelen in het bouwen van de toekomst.